Zwijgen Apostolisch Genootschap gelukkig doorbroken
Luuk Reurich21-04-2020
Gewijzigd19-05-2020Opinie
„We leefden binnen één gezin in twee werelden.”
Renske Doorenspleets boek over het Apostolisch Genootschap (RD 10-4) schetst treffend de twee onverenigbare werelden waarin ik opgroeide. Het doorbreekt een hermetisch zwijgen.
Mijn vader was zoon van een boerenknecht uit Groningen. Als gevolg van een ooginfectie raakte hij op zijn veertiende blind. Zijn tienerjaren bracht hij door in het Blindeninstituut aan de Amersfoortsestraatweg in Bussum. In dezelfde straat, acht huizen verderop, woonde iemand die zich de ”man Gods” en de ”Christus van het heden” noemde. Hij was de ”apostel”, geestelijk leider van het Apostolisch Genootschap. Een religieuze beweging met tienduizenden volgelingen.
Een van deze volgelingen was mijn moeder. De twee belangrijkste mannen in haar leven waren jarenlang buren, lang voordat mijn ouders elkaar ontmoetten. Mijn ouders spraken af dat thuis niet over het Apostolisch Genootschap zou worden gesproken – er kwam geen ”huisbezoek”, er werd niet gebeden en er ontstonden geen ”apostolische” vriendschappen. Wel zouden de kinderen in het genootschap worden opgevoed.
Loodzwaar verleden
Als ik aan die apostolische opvoeding terugdenk en haar probeer te vatten, ontsnapt ze mij. Of wil ik zelf misschien ontsnappen? Het is te ingewikkeld. Het komt te dichtbij. Te dicht bij mijn vader en moeder. Te dicht bij mezelf. Hij was de intellectueel, de ”andersdenkende”, de buitenstaander. Zij was de volgeling, het Godskind, de uitverkorene. We leefden binnen één gezin in twee werelden.
Lees ook„Elke dag bedankte ik onze lieve Apostel”
Vlak voor zijn dood in november 1992 smeekte mijn vader mij: „Word geen apostel, want je verspilt je leven!” Al snel bleek dat mijn moeder daar heel anders over dacht. „Je kunt een goeroe zijn”, zei ze herhaaldelijk. „Red het genootschap!” Het ergste voor mijn vader was het mooiste voor mijn moeder. Twee werelden.
In maart 1998 verliet ik het genootschap. Ik ben mijn eigen weg gegaan maar droeg een loodzwaar verleden met me mee. De vele pogingen om dat verleden te articuleren, mislukten. Ik kon de kluwen niet ontwarren. Ik was verstrikt geraakt in mijn eigen verleden, verstrikt in het genootschap. En schoof de kwestie voor me uit en zweeg. Het leek wel een geheim verbond want iedereen zweeg. Ook het Apostolisch Genootschap zelf.
Lees ookApostolisch Genootschap wil dialoog na kritiek ex-leden
Dominant en dictatoriaal
En nu is er het boek ”Apostelkind – in de greep van een gesloten gemeenschap” van Renske Doorenspleet (RD 10-4). Het is een gebeurtenis op zichzelf. Het schetst op indrukwekkende wijze de twee werelden waarin ik opgroeide. Het maakt inzichtelijk wat ik zelf niet helder kon krijgen. Dat die twee werelden onverenigbaar zijn. Dat de apostolische wereld in hoge mate een geconstrueerde wereld was die werd beheerst door richtlijnen en instructies. Dat de verplichting tot ”dienen” op een opzettelijke strategie berustte. Dat in de loop der jaren de buitenwereld steeds bozer en gevaarlijker werd en de binnenwereld steeds mooier en bijzonderder. Dat moderne en intelligente mensen met stevige posities zomaar bogen voor de dominante en dictatoriale neigingen van de ”apostel”. En dat achter de recente zorgeloze en hippe uitstraling van het genootschap (met influencers, radiospotjes en een iedereen-is-welkom-mentaliteit) een hermetisch zwijgen schuilgaat. Dat zwijgen is nu doorbroken. Dat is de belangrijkste verdienste van dit boek. Het heeft ook een biografische weerslag: je beleeft opnieuw wat je zo zorgvuldig had verborgen. Ik lees het verhaal van een apostolische jeugd alsof het mijn eigen verhaal is. Het is het verhaal van duizenden jongeren. Dat verhaal is nu voor het eerst verteld.
De auteur is rechter.