“Een zondagmiddag, ergens in 1981 – Elkaar in de ogen kijken, dat is belangrijk. In ons Gebouw moeten je handen, ogen en mond hard werken. Ze moeten schudden en kijken en ‘goedemorgen Tante’ zeggen. Of ‘goedemorgen Oom’, dat kan natuurlijk ook. Vanmorgen heb ik negentien keer geschud, tien keer ‘Oom’ en negen keer ‘Tante’ gezegd. Ik heb in vijftien gezichten gekeken en dus vond oma mij vier keer ongehoorzaam. Maar ik weet nooit zo goed of ik in het linkeroog of in het rechteroog moet kijken. Beide ogen tegelijk lukt me niet. Oma zegt dat dat smoesjes zijn. Kim is goed in aankijken. Zij kijkt gewoon met opengesperde ogen naar de plek boven de neus. Kim heeft me laten zien hoe ze dat doet. Dat ga ik volgende week ook proberen.” – Bron: boek ‘Apostelkind’, pp. 79-80
Een welkom zit vol symbolen waarmee je boodschappen afgeeft. Een high-five, een vuist, een hand. Ze laten zien bij welke groep je hoort. Geef je eén, twee of drie zoenen? Dat kan per provincie verschillen. Of per land. In Engeland wordt niet gekust. Daar geef je elkaar de eerste keer een hand. De tweede keer een knikje. Je kent elkaar dan immers al, en opnieuw voorstellen is niet nodig. Je blijft knikken totdat er een vriendschap ontstaat. En dan volgt een ongemakkelijke overgangsperiode, waarna men (na een tijdje) besluit elkaar te omhelzen. Deze ‘big hug’ is uit Amerika overgewaaid, maar dat kan post-corona weer veranderen. Wie weet.
Het alledaagse groeten is vaak meer dan zomaar een gewoonte. Het zijn tekenen. Je laat zien hoe je je voelt, of hoe je over de ander denkt. Een stevige handdruk betekent iets anders dan een snelle, slappe handdruk. Een groet is een uitdrukking: van iets zakelijks, of van genegenheid, liefde of troost. Of je legt je status ermee vast. Zo liet de Irakese dictator Saddam Hoessein zich met een kus in zijn oksel begroeten. En ook de handdruk van de Amerikaanse president Trump is berucht: met vrij agressieve, slingerende bewegingen brengt hij hiermee de ander uit evenwicht.
Ook in het Apostolisch Genootschap waren de begroetingsrituelen kenmerkend. Voordat je in de zaal zat, had je minstens zes handen geschud. Al bij de ingang stond ‘de Broeder van Ontvangst’, dan was er in de ‘Garderobe’ de ‘Broeder van de Mededelingen’, bij de zaalingang een andere ‘Broeder van Ontvangst’ en elke andere volgeling die je tegenkwam tijdens deze korte wandeling kreeg vaak ook een hand. Als kind moest je ‘dag Oom’ of ‘dag Tante’ zeggen. En vooral goed aankijken, intens, niet te lang, maar vooral niet te kort. Een buitenstaander herkende je meteen: die deed het ‘fout’, niet volgens de ongeschreven regels.
Buitenstaanders vonden dat apostolischen te aanrakerig waren. Onze katholieke dorpsgenoten leken er niet zo’n moeite mee te hebben, maar protestanten gruwelden daarvan. Gereformeerden in onze buurt noemden ons ‘die mensen van de kuskerk.’ En inderdaad: er werden niet alleen vele handen geschud, maar ook royaal gekust. Apostel Slok zoende zusters op de wang, en nam het gezicht van broeders met beide handen vast. Dat was een eer, als het jou overkwam, want dan hoorde je erbij. Dan was je belangrijk genoeg om deze speciale attentie van de Man Gods te krijgen.
Als ‘insider’ kon je trouwens ook ‘buitenstaander’ worden: namelijk als je naar een andere gemeente ging om daar een dienst bij te wonen. Dan moest je eerst op de maandag naar het Spreekuur van je Plaatselijke Voorganger om een ‘legitimatiebewijs’ op te halen. Zo’n document liet zien wie je was, waar je vandaan kwam, en waar je naartoe ging, zodat je mocht deelnemen aan de apostolische rituelen. Op de voorkant kreeg je een stempel, handtekening en warme hartensgroet van je Voorganger. En op de achterkant stonden verdere ‘bepalingen’ zoals de geldigheidsduur en het oogmerk (bv bepaling 2: ‘voor zakelijke doeleinden mogen geen legitimaties worden afgegeven.’)
Door je je te legitimeren kon je je apostolische identiteit bewijzen. Zelf snapte ik het nut er nooit zo van: uit je gedrag en acties bij de deur van het Gebouw bleek immers meteen of je een Apostelkind was, of niet. Binnen was je nooit ‘iemand van buiten.’
Geplaatst in Geen categorie | 8 reacties
En dan die broeder bij de deur
die je niet enkel een hand gaf, maar ook een kneepje in je schouder. Wat heb ik dat vreselijk gevonden! En er dan toch niets van durven zeggen. Maar…… dit speelde zich enkel in het gebouw af. Zag hij je op straat, bestond je ineens niet meer voor hem. Twee werelden! T
Heb het ook wel meegemaakt dat een voorganger iedereen begroette en mij negeerde. Dat komt nooit meer goed!
Hiermee sla je m.i. de plank mis Renske. Het legitimatiebewijs is niet bedoeld om toegang te krijgen tot het gebouw maar om deel te mogen nemen aan de rondgang. De rondgang was (inmiddels niet meer) voorbehouden aan degenen die confirmatie hadden gedaan. Er ging een zekere sacraliteit van uit wat men destijds hiermee probeerde te benadrukken.
Iets wat overigens niet opmerkelijk is, de rondgang van de RKK (communie) is ook alleen voorbehouden aan katholieken. Nog niet zo heel lang geleden toen protestant en oprichter van de Taize, frère Roger ter communie ging bij de uitvaart van paus JPII, baarde dit wereldwijd opzien, en was de opinie van mening (orthodox-)katholiek dat hem de hostie geweigerd had moeten worden. Katholieken worden namelijk geleerd dat de hostie daadwerkelijk is veranderd in het Lichaam van Christus en daarom, wegens deze transsubstantiatie, ook aanbeden moet worden en men zonder consumptie voorafgaande (nuchtere maag) de hostie tot zich dient te nemen. Indoctrinatie noem jij dat volgens mij.
De rest van jou betoog komt exaggerated op mij over.
Voor Rogier: Goed om te zien dat je bezig bent met je bronnenonderzoek en dat je je breed aan het informeren bent 😉 Maar dan toch even on-topic. Waar wordt in deze blogpost gesteld dat de legitimatie bedoeld was als toegang tot een dienst van het apostolisch genootschap zoals jij dat schrijft? Het enige dat hier gesteld wordt is dat de legitimatie feitelijk overbodig was omdat alleen al uit hoe mensen handelden het duidelijk was dat ze niet “van buiten” kwamen. Niet meer niet minder. Mvg uw waarde “collega” Kwibuz
Rogier, dat staat er toch ook? ‘Om mee te doen aan de apostolische rituelen’
Dank voor je reactie. Ik vind de overeenkomsten en verschillen tussen verschillende rituelen van verschillende groepen razend interessant. Dus even over de katholieke hostie en het apostolische ouweltje: aan de buitenkant lijken de rituelen op elkaar, maar de betekenis is onvergelijkbaar. Lees bijvoorbeeld hoofdstuk 15 in mijn boek: “Fouten maken was niet erg, want volgelingen werden vergeven (‘vrijgesproken’) door hun apostel”. Het verlenen van vergeving (de ‘vrijspraak’ door de apostel, bevestigd met de ‘ouwel’) werd direct verbonden aan de financiële bijdrage en apostel Slok senior zei letterlijk: ‘Die vrijstelling geef Ik U vanuit het bewustzijn, dat ik tot in het merg van Mijn wezen gevoel: Christus van deze tijd te zijn.’ Zo werd het aan ons geleerd, en zo stond in de Weekbrieven en Richtlijnen (en overigens ook in het zeer gedetailleerde boek van Berry Brand, een andere absolute aanrader). Echt heel anders dus… Ik vind het jammer dat je me bepaalde woorden (zoals ‘indoctrinatie’) in de mond legt (in het boek noem ik dat woord welgeteld 1 keer, namelijk aan het einde van hoofdstuk 9). Daar houd ik niet zo van. En overigens gaat dit blogje niet zozeer over hosties (hoe interessant ik het ook vind!) maar over begroetingsrituelen. Als dat voor jou overkomt als ‘exaggerated’, dan kan ik daar weinig aan doen, want dat zijn de feiten, zo ging het. Uit je reactie maak ik op dat je op latere leeftijd apostolisch bent geworden? En dat je katholiek bent opgevoed? Want van dat geloof lijk je wel veel te weten. Dus ik hoop van harte dat je weer zult reageren, want nogmaals, vergelijkingen met andere geloven zijn interessant, en discussie is goed. Maar gaarne wel op basis van kennis van de materie. Ik geef toe: over het Apostolisch Genootschap is bar weinig kennis beschikbaar in de openbare ruimte. Dat is een van de redenen geweest waarom ik het boek heb geschreven.
Rogier, nergens wordt beweerd dat een legitimatie diende om toegang te krijgen tot het ‘gebouw’.
Maar wel grappig dat je dat erover begint, want in de jaren 70, 80, 90 waren pottenkijkers niet gewenst, en kon je als belangstellende buitenstaander beslist niet zomaar een pand van het apostolisch genootschap binnenstappen om deel te nemen aan de ‘eredienst’. De angst om buitenstaanders binnen te laten die ‘ons Werk niet zouden begrijpen’ zat er goed in.
Maar goed, daar ging deze blog niet over.
Dag oom, dag tante… ik was t alweer vergeten. ‘Hallo’ was uit den boze. En nu ben ik 50 en voel ik soms nog schroom om ‘hallo’ te zeggen tegen oudere mensen. Ik realiseer me nu pas waarom ?
De onvermijdbare begroetingen…waarom eigenlijk zo vaak? Wie bedacht dat?
Naast de door Renske beschreven veelvuldige momenten herinner ik me het in de rij te moeten staan voor de begroeting van de dirigente aan het begin van meisjeskoor, na afloop dezelfde procedure voor het afscheid, aansluitend bij de jeugdkring nogmaals in de rij, dit keer langs de (ook keurig in de rij staande) jeugdverzorgers lopend om ze te begroeten, en na afloop vanzelfsprekend wéér.
Het is misschien handig om dit al zo jong te leren, denk ik dan, en vraag mij tegelijkertijd af of die fatsoensnormen voor mij een verdienste van het apostolisch genootschap is. Ik ken velen die dit allemaal probleemloos kunnen…zonder apostolische opvoeding en ik vermoed zelfs (in vergelijking met mij dan) op een veel ontspannender en vanzelfsprekender wijze. Heel normaal dat je dat in de loop van je leven kunt leren.
Een ieder is natuurlijk gewend aan datgene waarmee je als kind herhaaldelijk in contact komt. In het Apostolisch Genootschap werden we met handen schudden en daarbij “netjes” aanspreken en aankijken echt overspoeld. Pas rond mijn twaalfde durfde ik een begroeting zoals “het hoorde” hardop te spreken. Daarvóór zweeg ik bij begroetingen meestal, ondanks bemoeienissen van de volwassenen, en het voelde als een komplete blokkade in lijf en hoofd. Naar de grond kijken deed ik liever dan mijn blik in de ogen van de volwassene te richten.
In de dienst, voor koor en kring kon ik er natuurlijk niet onderuit (in de “buitenwereld” makkelijker) en dat dus niet één keer bij binnenkomst, maar ontelbare keren. Er was geen ontwijken aan… Overdreven fijnheid voor velen, ongelooflijke stress voor een kind (als ik). Ondanks die ontelbare malen handenschudden trad er in mijn jonge jaren geen leereffekt op. O jawel een leereffekt van afkeer en generalisatie daarvan naar andere begroetingssituaties in de buitenwereld.
Op mijn twaalfde leerde ik via toneelspel het begroetingsritueel mee te doen. Het bleek gewoon een trucje, ik besloot het maar te doen, en het lukte vanaf toen duizenden handen te schudden en daarbij ook nog te praten. Maar niks van binnenuit en niet welgemeend dus.
Mijn niet-apostolische partners die ik later wel eens meenam naar een dienst verbaasden zich ook over deze herhaaldelijke en nadrukkelijke begroetingen. Ze deden het maar braaf (overrompeld) mee maar zuchten er erg over na afloop en ik zat dan met de discussie. Groot gelijk kregen ze, op die manier was het ook abnormaal.
Je moest ook de achternaam van degene die je begroete erbij zeggen. Dag zuster B, dag Broeder B. Een kreng van een zuster in Leiden sprak mij er een keer op aan, dat ik de achternaam erbij moest zeggen bij de begroeting. Dat belerende toontje van haar er ook bij. Wat had ik een hekel aan dat mens.
Met een neef en nicht begroeten wij elkaar nog steeds zo. Als grap.
‘Dag Zuster F, wat fijn U te zien.’
‘Heerlijk ook om U te zien Broeder M.’
‘Hé, is Broeder F er niet bij?’
‘Nee die is ziek’
‘Niets ernstigs hoop Ik?’
‘Gewoon een griepje.’
Onderwijl blijf je elkaar de handen schudden, hoofden een beetje schuinhoudend, waarbij je elkaar wel aan blijft kijken.
‘Ach wilt U hem dan Van Harte Beterschap wensen en hem de Hartelijke Groeten overbrengen van Mij?’
Terwijl dit laatste uitgesproken wordt, past nog een hand op de schouder met een knijpje, Of, dat kan ook, nog een hand bovenop de hand door degene die de laatste zin uitspreekt.
Vooral mijn neef is een echte apohandschudpro.
Hahaha, heel herkenbaar! Hier in Engeland zijn ‘historical re-enactments’ heel populair. Misschien best een idee voor ex-appies 😉